Oefeningen


Luspijlen (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2013-01-02.
Opmerking: Voor de eerste spanningvergelijking (lusvergelijking), moet het vergelijking normaal niet : -U1=Uc1+Uc3; als we de luspijl volgen, komen we aan op de negatieve klem van de bron, en de twee pijlpunten van Uc1 en Uc3, volgens de tweede wet van Kirchoff, is het lusvergelijking -U1-Uc1-Uc3=0
over: OefeningMetCondensatoren.png

Uit de cursus:
Een spanningsbron wordt als positief beschouwd als de luspijl eerst terechtkomt op de positieve klem van de bron. De spanningsval over een weerstand, spoel, capaciteit wordt als positief beschouwd als de luspijl op de staart van de stroompijl terechtkomt en negatief als de luspijl eerst op de pijlpunt terechtkomt.



In de figuur heb ik de stroom door C1 en C3 in het rood aangegeven.
Dus: -V1+VC1+VC3=0
Of: V1=VC1+VC3




Spanning en stroom (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2013-01-05.
Bedankt voor uw antwoord, betekent dat dat de stroom in de omgekeerde richting dan de spanningvals zijn ?
In een bron staan U en I in dezelfde richting, in een belasting staan ze omgekeerd.



Ster-Driehoek (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2013-01-05.
- Waarom zitten de onderste weerstanden (die van 400 en 500 ohm) in de berekeningen? die hebben toch nog geen invloed gehad op de stroom want de twee knooppunten staan voor die weerstanden.  Het is niet van belang of de weerstanden voor of achter een knooppunt staan, wat wel van belangs is, is of de stroom door die weerstanden gaat.



Superpositie (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2012-12-29.
Ik zou u graag willen vragen hoe oefening 2/3 op te lossen.
Dat is het netwerk met de stroombron van 2A en de spanningsbron van 10V (in het onderdeel 'netwerken' dus)
Ik geloof dat ik dit moet oplossen door eenmaal m'n spanningsbron weg te laten en andermaal m'n stroombron. Daarna m'n oplossingen samenvoegen in het originele netwerk.
Zoals in de oefeningen daarboven eigenlijk. Zo dacht ik, zo heb ik gedaan, maar ik geraak er niet meer aan uit.
Daarom vraag ik een beetje hulp en uitleg.

Oefeningen met stroombronnen ga ik wel niet vragen op't examen.
Dit is hoe ik deze oefening oplos mbv superpositie:
Eerst de kring met enkel de spanningsbron, de stroombron wordt vervangen door een open keten.
De stroom door de weerstand van 5 en 15 Ohm (in serie, dus 20 Ohm) tgv de spanningsbron van 10V geeft 0,5A, klokwijzerzin.  Er gaat geen stroom door de weerstand van 20 Ohm.
Dan de kring met enkel de stroombron, de spanningsbron wordt vervangen door een kortsluiting.
Er gaat dan 2A door de weerstand van 20 Ohm.
De weerstanden van 5 en 15 Ohm staan in parallel en geven samen een weerstand van 3,75 Ohm.
2A over die 3,75 Ohm geeft 7,5V.
7,5V over de weerstand van 5 Ohm geeft 1,5A, en over de weerstand van 15 Ohm geeft dit 0,5A.
Dan superpositie:
Stroom door de weerstand van 10 Ohm: 0+2=2A, spanning hierover is 2*20=40V
Stroom door de weerstand van 5 Ohm: -0,5+1,5=1A, spanning hierover is 1*5=5V
Stroom door de weerstand van 15 Ohm: 0,5+0,5=1A, spanning hierover is 1*15=15V.


Superpositie (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2012-12-31.
Ik heb opnieuw een probleem bij een oefening. Het stelsel van takstromen, oefening 2. Kloppen die oplossingen wel die daar staan?
Als ik het me goed herinner, mochten wij vorig jaar geen negatieve stroom uitkomen. En als we deze toch negatief uitkwamen, dan moesten we onze stroompijl van richting veranderen.

De grote vraag is dus: kloppen die uitkomsten? En zo ja, hoe komt u er dan aan.
De waarden die ik uitkom zijn:
I1=0
I2=2
I3= 2
I4= 4
I5= 2 (stroompijl omgedraaid en positief gemaakt want eerst kwam ik -2A uit)
Vb kom ik 20V uit en geen 44V

Als ik jouw resultaten bekijk, dan kan ik vrij snel zien dat deze niet kloppen:


Het spanningsverschil over R8 is volgens jouw 0V: VB=20V.  Dan is er ook geen stroom I2 door de weerstand van 8 Ohm, maar jij komt hier aan 2A.

Ik heb deze oefening opgelost met superpositie, en kom aan deze resultaten (dus idd. anders dan in de PDF):
I1=1,667A
I2=0,3333A
I3=1A
I4=2,666A
Vb=22,67V
Korte uitleg van de berekening:
Spanningsbron vervangen door kortsluiting
    6//4Ohm=2,4Ohm
    2,4+4Ohm=6,4Ohm
    6,4Ohm//8Ohm=3,555Ohm
    2A*3,555Ohm=7,111V
    7,111V/8Ohm=0,888A
    7,111V/6,4Ohm=1,1111A
    1,111A*2,4Ohm=2,666V
    2,666V/6Ohm=0,4444A
    2,666V/4Ohm=0,6666A
Stroombron vervangen door open keten
    8+4Ohm=12Ohm
    12//4Ohm=3Ohm
    3+6=9Ohm
    20V/9Ohm=2,222A
    2,222A*3Ohm=6,666V
    6,666V/4Ohm=1,666A
    6,666V/12Ohm=0,5555A
I1=1,111A+0,555A
I2=0,888A-0,555A
I3=1,666A-0,666A
I4=0,444A+2,222A
Vb=20+I1*4-I3*4

Als ik het me goed herinner, mochten wij vorig jaar geen negatieve stroom uitkomen. En als we deze toch negatief uitkwamen, dan moesten we onze stroompijl van richting veranderen.
Daarbij ook nog een klein vraagje: stel nu dat ik een negatieve stroom uitkom van 2A (dus -2A) (ik noem maar iets op) bij een willekeurig netwerk. Mag ik dan gewoon de stroompijl van richting veranderen en verandert de waarde dan gewoon van een negatieve 2A naar een positieve 2A?

Voor mij is het geen probleem als je een negatieve waarde uitkomt, je mag dit laten staan, het is voor mij even goed om nadien duidelijk aan te geven dat je de pijl hebt omgedraaid om een positief resultaat te bekomen.
Als je de pijl omdraait in het 'originele' schema, en de berekeningen niet aanpast, zal voor mij in de verbetering niet duidelijk zijn of je de zin van de spanningen en stromen correct hebt toegepast.


Thevenin (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2013-01-05.
Ik had ook een probleem met een andere oefening, mijn klasmaatjes en ik hebben dat samen onderzocht maar we begrijpen niet hoe we aan 3 V voor de spanning van Thévenin aankomen in de eerste oefening voor de Theorem van Thevenin op de website (link 'netwerk', pagina 9 van de deel over de Thevenin).
Je haalt de belasting weg tussen A en B, dan heb je de potentiometrische deling voor punt A: 18 *(25/[25+50])=6 en voor punt B: 18 *(4/[4+20])=3; het spanningsverschil tussen 6 en 3 is 3V



Thevenin (Oefeningen)
1BGM: Toegepaste fysica / 2012_2013 / Laatste aanpassing op 2013-01-06.
Ik heb nog een probleempje met een oefening dat ik niet volledig begrijp (oef 8 onderaan de pagina)
Waarom verandert de spanningsbron plots van 10 naar 7,5 volt?


Dit is met het theorema van Thevenin.
Hierbij wordt een deel van het schema vereenvoudigd tot één bron en één weerstand.
In dit voorbeeld wordt alles links van de rode lijn omgezet tot die éne weerstand en die éne bron.
De spanning van die bron is de spanning op de plaats waar het schema is open geknipt (de rode lijn).
Deze is hier 10* 3K/(1K+3K)= 7,5V.
De vervangweerstand is de weerstand die je meet waar het schema is doorgeknipt, waarbij de spanningsbron wordt vervangen door een kortsluiting.
Deze is hier 1K
+ 1K//3K + 1K = 2,75K.